Het effect van dieet op mentale gezondheid

Het effect van de inname van verschillende vetten op de mentale gezondheid werd getest bij 6183 vrouwen. Zij werden gedurende vier jaar gevolgd. Alle vrouwen waren ouder dan 65 jaar bij de start van het onderzoek. Aan het begin van het onderzoek, op de helft van het onderzoek, en na het onderzoek van vier jaar werden de cognitieve functies van de vrouwen getest. Daarnaast werden de vrouwen vier jaar lang gevolgd op het gebied van voeding. Testen van de cognitieve vaardigheden en het geheugen waren onderdeel van de tests.

Wat zijn cognitieve vaardigheden?
Cognitieve vaardigheden gebruik je voortdurend in het dagelijks leven. Voorbeelden van cognitieve functies zijn rekenen, lezen, schrijven en plannen. Het heeft veel te maken met de manier waarop een persoon kennis opneemt en deze kennis verder verwerkt. Het verwerken van informatie is weer afhankelijk van andere factoren zoals het geheugen en bijvoorbeeld de mate waarin iemand in staat is om oplossingen te vinden en dingen voor zich te zien.

Uit vele onderzoeken blijkt al dat de cognitieve functies afnemen naarmate we ouder worden. Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de inname van verschillende vetten via de voeding en de achteruitgang van de cognitieve functies.

Het onderzoek
Gedurende vier jaar werd het voedingspatroon van de 6183 vrouwen bijgehouden. Daarbij werd een onderscheid gemaakt tussen de volgende vier soorten vet:

Transvetzuren (Trans)
Verzadigd vet (SFA)
Enkelvoudig onverzadigd vet (MUFA)
Meervoudig onverzadigd vet (PUFA)

Aan het begin van het onderzoek werden de cognitieve functies gemeten. Dit gebeurde nogmaals op de helft van het onderzoek en voor de derde en laatste keer na het onderzoek.

Conclusie
Hoe meer verzadigde vetten de vrouwen aten, hoe sneller de cognitieve functies achteruit gingen. Het eten van enkelvoudige onverzadigde vetzuren had juist een tegenovergesteld effect. Hoe meer enkelvoudig onverzadigd vet wordt gegeten, hoe beter de cognitieve functies.

De vrouwen werden onderverdeeld in vijf verschillende groepen. Groep 1 betrof 20% van de vrouwen met de laagste vetinname. Groep 5 betrof de vrouwen met de 20% hoogste vetinname.

In bovenstaande afbeelding is het effect van de vetinname te zien op de kans dat de cognitieve functies afnemen. Zo is duidelijk te zien dat hoe meer enkelvoudig onverzadigde vetzuren de vrouwen aten, hoe lager de kans op achteruitgang van de cognitieve functies was. Verrassend was dat het aantal transvetzuren ook van positieve invloed was op de instandhouding van cognitieve functies bij het ouder worden.  Dit is in tegenstelling met de vele onderzoeken die juist concluderen dat transvetten ongezond zijn en zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Op het gebied van cognitieve functies is dit dus niet waar.